July 2022 Landspakket Sint Maarten The Latest Twist
Food wholesalers/depots be storm ready busy 2022 Atlantic-Hurricane Season
July 2022 Landspakket Sint Maarten The Latest Twist
Food wholesalers/depots be storm ready busy 2022 Atlantic-Hurricane Season
2022 Expedia Campaign launched; SHTA Thanks Participants
On June 27th, a new Expedia destination campaign for country St. Maarten was launched. The campaign was the result of a swift cooperation between acting Minister Ottley of Tourism, Economic Affairs, Transport and Telecommunications, the St. Maarten Tourism Bureau, the St. Maarten Hospitality & Trade Association (SHTA) and many private sector entities on both sides of the island. 69 Companies on the Dutch side and French side of the island provided support for the upcoming campaign, the total of the fundraiser doubling governments funding.
The 2022 campaign entails a highlighting of destination St. Maarten on Expedia as the world’ largest online travel agency for the upcoming months. The campaign succeeds earlier public-private sector campaigns and is expected to bring extra room nights to St. Maarten. In previous years, similar campaigns brought in 31% more bookings than average via Expedia.
In a recent analysis by SHTA, destination St. Maarten has a great opportunity of increasing its occupancy during the summer season. This will assist producing a steady flow of tourists throughout the year. The joint campaign with Expedia is intended as direct measure to grasp this opportunity – though SHTA reminds more needs to be done beyond this campaign alone to make a significant and lasting comeback as a tourism destination.
SHTA wholeheartedly thanks all hotels, suppliers, activity providers, nautical companies, retailers, NGOs and other organizations that supported the campaign without hesitation.
1st Chamber The Netherlands Debates St Maarten, Aruba, Curaçao
https://shta.com/2022-expedia-campaign-launched-shta-thanks-participants/
N1 LETTER FROM THE STATE SECRETARY FOR HOME AFFAIRS AND KINGDOM RELATIONS
Senate of the States General I
Meeting year 2021 – 2022
35 925 IV Adoption of the budget statements of Kingdom Relations (IV) and the BES Fund (H) for the year 2022
34 269 Evaluation of the Kingdom Act Financial Supervision Curaçao and Sint Maarten
N1 LETTER FROM THE STATE SECRETARY FOR HOME AFFAIRS AND KINGDOM RELATIONS
To the President of the Senate of the States General
The Hague, 24 June 2022
In response to requests from Aruba, Curaçao and Sint Maarten, the Kingdom Council of Ministers (RMR) has decided under certain conditions to agree to the phasing out of the salary discounts that have been applied since 2020. These discounts were made a condition by the RMR in 2020 to the liquidity support to be received from the Netherlands with the aim of contributing to the recovery of public finances and out of solidarity with the private sector, which was having a hard time due to the loss of tourism. .
In February of this year, the RMR decided that phasing out was not an option as long as there is liquidity support. Since then, the rising energy prices have also caused high inflation in the countries and an accumulation of purchasing power losses. For this reason, the RMR partly reconsidered the earlier decision on 24 June 2022.
The RMR has decided to allow countries to phase out the 12.5% salary discounts for employees in the (semi) public sector at their own pace, subject to the following conditions:
Explanation
• The standard setting of top incomes in the (semi) public sector at 130% of the employment conditions of the Prime Minister of the country was also set in 2020 as a condition for receiving liquidity support. To promote the effectiveness of the regulations, the RMR laid down further provisions with regard to the standards on 24 September 2021.
• In none of the countries has this condition been (fully) followed.
• The shortest possible date will be for Sint Maarten in connection with the Ombudsman’s role in the legislative process immediately after the Ombudsman’s term has expired.
Explanation
1 The letter N refers only to 35 925 IV.
1
• In the case of limited cover, you can opt for partial or gradual reduction of the salary discounts. In this way, each country can set its own pace.
• The C(A)ft is asked for advice on the hardness (certainty) of the cover and also for a test against the relevant legislation and the agreements made in the RMR with regard to the deficit in 2022.
Explanation
• In 2022, the possibility of receiving liquidity support will no longer be an obstacle to phasing out the discount, provided the support is not used for phasing out.
• For 2023, the decision of February 4 will remain in force. This means that if the salary discounts are completely phased out in 2023, the countries will no longer be able to rely on art. 23 LAft/art. 25 Rft to be able to deviate from the budgetary norms and to receive liquidity support.
• The condition to refrain from invoking art. 23 LAft/art. 25 Rft does not apply if unforeseen circumstances arise, such as a new large corona wave that would bring tourism to a complete standstill.
Explanation
• The discounts on the salaries of political office holders of the countries will remain intact for the time being, based on the principle that the strongest shoulders bear the heaviest burden. The strongest shoulders can bear this burden and although the financial size of these cuts for this relatively small group is limited, the maintenance sends a signal that public finances still need to be put in order on a sustainable basis.
In this context, countries are requested to emphasize the lowest incomes when phasing out the salary discount, because this group will be hit hardest by the price increases. Furthermore, the countries are requested to implement energetically the measures in the country package with regard to the austerity of working conditions and to consider whether it would be acceptable if, by phasing out the 12.5% discount, the salaries of civil servants would exceed the salaries of political office holders at enforcement of
the 25% salary discount.
The countries can submit their request for phasing out to the RMR. Curaçao and Sint Maarten have indicated that they cannot (yet) agree to the conditions. For that reason, the decision-making by the RMR is limited to Aruba. If Curaçao and Sint Maarten agree to the conditions at a later date, they can also submit a request to the RMR. The RMR has mandated me to assess the requests from the countries in consultation with the Minister of Finance and to grant permission to phase out if the conditions are met. This provides more flexibility in the handling of requests.
The State Secretary for the Interior and Kingdom Relations
Digitization and Kingdom Relations
Alexandra C. van Huffelen
Article 12a of the Charter for the Kingdom of the Netherlands
Eerste Kamer der Staten-Generaal I
Vergaderjaar 2021 – 2022
35 925 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BESfonds (H) voor het jaar 2022
34 269 Evaluatie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
N1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 juni 2022
De Rijksministerraad (RMR) heeft naar aanleiding van verzoeken van Aruba, Curaçao en Sint Maarten besloten onder voorwaarden akkoord te gaan met de afbouw van de salariskortingen die sinds 2020 worden toegepast. Deze kortingen werden door de RMR in 2020 als voorwaarde verbonden aan de van Nederland te ontvangen liquiditeitssteun met als doel een bijdrage te leveren aan het herstel van de overheidsfinanciën en uit solidariteit met de private sector, die het door het wegvallen van het toerisme erg zwaar had.
In februari van dit jaar besloot de RMR dat afbouw niet in de rede lag zolang er sprake is van liquiditeitssteun. Sindsdien is ook in de landen door de oplopende energieprijzen sprake van hoge inflatie en een stapeling van koopkrachtverliezen. Om die reden heeft de RMR op 24 juni 2022 het eerdere besluit deels heroverwogen.
De RMR heeft besloten de landen toe te staan de 12,5% salariskortingen voor medewerkers in de (semi)publieke sector in eigen tempo af te bouwen onder de volgende voorwaarden:
Toelichting
• De normering van topinkomens in de (semi)publieke sector op 130% van de arbeidsvoorwaarden van de minister-president van het land werd ook in 2020 als voorwaarde aan het ontvangen van liquiditeitssteun vastgelegd. Ter bevordering van de effectiviteit van de regelingen heeft de RMR op 24 september 2021 nadere bepalingen met betrekking tot de normering vastgelegd.
• In géén van de landen is deze voorwaarde al (volledig) opgevolgd.
• De datum op de kortst mogelijke termijn valt voor Sint Maarten in verband met de rol van de Ombudsman in het wetgevingstraject direct na het verstrijken de termijn van de Ombudsman.
Toelichting
1 De letter N heeft alleen betrekking op 35 925 IV.
1
• Bij beperkte dekking kan worden gekozen voor gedeeltelijke of geleidelijke afbouw van de salariskortingen. Zo kan ieder land zijn eigen tempo bepalen.
• Het C(A)ft-wordt advies gevraagd over de hardheid (zekerheid) van de dekking en verder om een toets aan de relevante wetgeving en de met betrekking tot het tekort in 2022 in de RMR gemaakte afspraken.
Toelichting
• In 2022 is de mogelijkheid tot het ontvangen van liquiditeitssteun niet langer een belemmering voor afbouw van de korting, mits de steun niet wordt ingezet voor de afbouw.
• Voor 2023 blijft het besluit van 4 februari jl. wel kracht. Dat betekent dat de landen bij volledige afbouw van de salariskortingen in 2023 niet langer een beroep zullen kunnen doen op art. 23 LAft/art. 25 Rft om te kunnen afwijken van de begrotingsnormen en liquiditeitssteun te kunnen ontvangen.
• De voorwaarde af te zien van een beroep op art. 23 LAft/art. 25 Rft geldt niet indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, zoals een nieuwe grote coronagolf waardoor het toerisme weer volledig zou stilvallen.
Toelichting
• De kortingen op de salarissen van politieke ambtsdragers van de landen blijven vooralsnog intact vanuit het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. De sterkste schouders kunnen deze last dragen en hoewel de financiële omvang van die kortingen van deze relatief kleine groep beperkt is, wordt met de instandhouding een signaal afgegeven dat de overheidsfinanciën nog duurzaam op orde moeten worden gebracht.
Daarbij wordt de landen verzocht bij de afbouw van de salariskorting de nadruk te leggen op de laagste inkomens, omdat die groep het hardst wordt geraakt door de prijsstijgingen. Verder wordt de landen verzocht de maatregelen in het landspakket met betrekking tot de versobering van arbeidsvoorwaarden voortvarend te implementeren en af te wegen of het aanvaardbaar zou zijn als door afbouw van de 12,5% korting de ambtenarensalarissen zouden uitkomen boven de salarissen van politieke ambtsdragers bij handhaving van de 25% salariskorting.
De landen kunnen hun verzoek tot afbouw aan de RMR voorleggen. Curaçao en Sint Maarten hebben aangegeven (nog) niet te kunnen instemmen met de voorwaarden. Om die reden is de besluitvorming door de RMR beperkt tot Aruba. Indien Curaçao en Sint Maarten op een later tijdstip zouden instemmen met de voorwaarden, dan kunnen ook zij een verzoek aan de RMR voorleggen. De RMR heeft mij gemandateerd om in overleg met de Minister van Financiën de verzoeken van de landen te beoordelen en om toestemming tot afbouw te verlenen als aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit biedt meer flexibiliteit in de behandeling van de verzoeken.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Digitalisering en Koninkrijksrelaties
Alexandra C. van Huffelen
Dutch Senate Meeting 2021 2022 COHO St Maarten, Aruba and Curaçao
Senate of the States General I
Meeting year 2021 – 2022
35 925 IV Adoption of the budget statements of Kingdom Relations (IV) and the BES Fund (H) for the year 2022
34 269 Evaluation of the Kingdom Act Financial Supervision Curaçao and Sint Maarten
O1 REPORT OF A WRITTEN CONSULTATION
Adopted July 4, 2022
1st Chamber The Netherlands Debates St Maarten, Aruba, Curaçao
The members of the standing committee for Kingdom Relations2 have taken note of the letter from the State Secretary for Kingdom Relations and Digitization dated February 17, 2022 about the decision-making by the Kingdom Council of Ministers dated February 4, 2022 about deviating budget standards, phasing out salary discounts and the extension of the Aruba-Netherlands Protocol. The members of the PvdA faction and of the PvdD faction still have a few questions about this. The members of the groups of VVD, D66, GroenLinks and PvdD agree with the questions posed by the PvdA group. The members of the political groups of Fractie-Nanninga, PvdA and ChristenUnie with the questions of the PvdD faction. The members of the 50PLUS group agree with all questions.
In response to this, a letter was sent to the State Secretary for Kingdom Relations and Digitization on March 28, 2022.
The State Secretary for Kingdom Relations and Digitization indicated on April 29, 2022 that it is not possible to answer the questions within the usual term.
The State Secretary for Kingdom Relations and Digitization responded substantively on June 30, 2022.
The committee submits the attached report of the written consultations held.
The Registrar of the Standing Committee on Kingdom Relations,
Bergman
1 The letter O refers only to 35 925 IV.
2 Composition:
Ester (CU), Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-
Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Nanninga Group) (Vice-Chairman),
Bezaan (PVV), Vos (VVD), Dessing (FVD), Dittrich (D66), Berkhout (Nanninga Group), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (Chairman), Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD) and Raven (OSF) and Fiers (PvdA).
LETTER FROM THE PRESIDENT OF THE KINGDOM PERMANENT RELATIONSHIPS
To the State Secretary for Kingdom Relations and Digitization
The Hague, 28 March 2022
The members of the standing committee for Kingdom Relations have read with interest your letter of 17 February 2022 about the decision-making process by the Kingdom Council of Ministers dated 4 February.
2022 about deviating budget standards, phasing out salary discount and the extension of the Aruba Netherlands Protocol. The members of the PvdA faction and of the PvdD faction still have a few questions about this. The members of the groups of VVD, D66, GroenLinks and PvdD agree with the questions posed by the PvdA group. The members of the political groups of Fractie-Nanninga, PvdA and ChristenUnie with the questions of the PvdD faction. The members of the 50PLUS group agree with all questions.
The members of the PvdA faction read in the letter that Aruba can make proposals for an alternative interpretation of the salary discounts associated with liquidity support as of 2020, as long as that interpretation is in line with the decision of the Council of Ministers of the Kingdom (hereinafter: Kingdom Council of Ministers) of May 15, 2020. Are these members reading it correctly when they conclude that this once again points to the possibility of sparing low incomes, provided alternative cover is provided within the salary costs? How does the discount on the salary of teachers and nurses relate to the reinforcement of education and care as included in the national packages?
Is it true that according to the implementation report for the year 2021, the Aruban salary costs of the (semi-)public government decreased by less than 12.5% in that year, despite the generic discount on all salaries with this percentage? Is the cause of this important for the continuation of the financial support? Does the Dutch government have sufficient insight into the cause of this? If so, what is this one? Is the Dutch government of the opinion that the Aruban government is taking sufficient structural measures to bring the costs of the government apparatus, and in particular the salaries, to a structurally acceptable level of expenditure?
In response to your letter of 17 February, the members of the PvdD party have the following questions:
n of livelihood in the countries?
The members of the standing committee for Kingdom Relations are looking forward to the answers to the questions and would like to receive them within four weeks.
The Chairman of the Standing Committee on Kingdom Relations
Paul Rosenmöller
LETTER FROM THE STATE SECRETARY OF HOME AFFAIRS AND
KINGDOM RELATIONS
To the President of the Senate of the States General
The Hague, April 29, 2022
Written questions from political groups of the PvdA and the PvdD about the interpretation of the salary discount in Aruba following the letter about the decision-making in the Council of Ministers of 4 February (170913.01U, submitted on 28 March 2022) can be submitted with a view to careful consideration. answer cannot be answered within the usual term. Naturally, as was also promised during the consultation with KOREL, the aim is to send the answers to your House as soon as possible.
The State Secretary for the Interior and Kingdom Relations Digitization and Kingdom Relations
Alexandra C. van Huffelen
LETTER FROM THE STATE SECRETARY OF HOME AFFAIRS AND
KINGDOM RELATIONS
To the President of the Senate of the States General
The Hague, June 30, 2022
I hereby offer you the answers to the written questions posed by the political groups of the PvdA and the PvdD (submitted on March 28, 2022).
Questions from the PvdA faction
Yes, the decision offers scope to arrive at an alternative budget-neutral interpretation within the total package of employment conditions of the public or semi-public sector.
As a follow-up to the RMR decision of 4 February to offer countries the prospect of phasing out, the RMR of 24 June decided, subject to certain conditions, to phasing out the 12.5% salary discounts for employees in the (semi )public sector. Your House was informed about this by letter on 24 June.
The discount is motivated in 2020 from the perspective of the recovery of public finances, to which not only the Netherlands, but also the countries themselves should contribute, and from the perspective of the solidarity of the (semi-)public sector with the private sector. , where revenues largely disappeared because tourism came to a complete standstill in 2020. In view of the great financial need, a contribution from the wage bill was justifiable. In addition, the countries are allowed to partially fill in the discount with income components other than the primary salary, such as holiday pay or allowances. No exceptions have been made for certain sectors in the RMR conditions, because this is a temporary budgetary measure.
In addition to the 12.5% discount on the employment conditions of civil servants, a 25% discount on the employment conditions of political Amb
ts carriers and the standard setting of top incomes in the (semi-) public sector at 130% of the prime minister’s employment conditions as a condition for receiving liquidity support.
The later country packages are aimed at urgent reforms and affect not only healthcare and education, but almost the entire public and semi-public sector. The aim of the country packages is to implement structural reforms that will put the foundations in order so that the countries can better cope with the next crisis. In effective cooperation with the countries, I want to work for the countries to emerge stronger from the current crisis and become resilient, social societies.
Is it true that, according to the implementation report for the year 2021, the Aruban salary costs of the (semi-) public government decreased by less than 12.5% in that year, despite the generic discount on all salaries with this percentage? Is the cause of this important for the continuation of the financial support? Does the Dutch government have sufficient insight into the cause of this? If so, what is this one? Is the Dutch government of the opinion that the Aruban government is taking sufficient structural measures to bring the costs of the government apparatus, and in particular the salaries, to a structurally acceptable level of expenditure?
According to the response of the Board of Aruba Financial Supervision (CAft) to the fourth Implementation Report 2021 of Aruba, personnel costs decreased by 2.3% in 2021.
The 2.3% decrease in personnel expenses is lower than expected. The 12.5% discount was introduced in May 2020 and thus was in effect for 8 months of the year. In 2021, the discount was in effect for 12 months and as a result, if everything else remained unchanged, personnel costs would fall by about 3.7% in 2021 compared to 2020. The fact that this did not happen is not because the 12.5% discount was not applied. In 2020, the CAft determined that the discount was applied in accordance with the RMR condition. According to the CAft, the disappointing decrease is due to the fact that the government of Aruba has insufficiently implemented the Policy Plan for Reducing Personnel Expenses (BVP). For example, overtime pay has increased instead of decreased, contrary to the plan of the Aruban government. I share the CAft’s concerns in this regard. Whether this will affect any future liquidity support in the context of the Covid pandemic cannot be determined in advance. The BVP in itself does not constitute a criterion for granting liquidity support.
Questions from the PvdD faction
No, it only follows from the decision that a discount of 12.5% must be applied to the total package of employment conditions.
The RMR decision is formulated as follows: Reduction of 12.5% on the total package of employment conditions of all employees in the (semi) public sector (incl.
public companies and publicly funded foundations and other institutions that are financed for at least 50% from the budget). This reduction is on an annual basis and with regard to the gross monthly salary, the lower limit is the statutory minimum wage and applies from 1 July 2020 until further notice. No indexation is applied to this, also until further notice.
The percentage is not based on studies, but on the National Ordinance of Aruba, which had already decided on a 12.6% discount on the employment conditions of its own accord. The main motivation for the decision was a contribution from the wage bill to getting government finances in order.
The high personnel costs of the Aruban government have been a point of attention for some time. The employment conditions in the public sector in Aruba are more favorable than in the private sector, according to analysis by, for example, the International Monetary Fund. No further investigation has taken place in the context of this decision-making. See also the answer to question 2.
3.
The RMR has set a temporary discount on the total package of employment conditions, which includes salaries of all employees, as a condition, without further stipulations about the implementation.
Aruba’s government debt-to-GDP ratio was 72.9% of gross domestic product (GDP) in 2019. This was already higher than the maximum level of 55% GDP recommended by the International Monetary Fund (IMF) for small island economies. This level has been further removed from the picture due to the liquidity loans. Aruba, like Curaçao and Sint Maarten, is a so-called small island state with a one-sided economic structure and is therefore very sensitive to (economic) shocks. For this reason, according to the IMF, such countries should build up fiscal buffer space and the level that the IMF considers sustainable is lower than, for example, the 60% of GDP that is used as the debt limit for the more diversified economies of the European Union.
Aruba’s debt-to-GDP ratio is indeed lower than that of said countries.
There is undeniably a link between good governance and public finances. However, the mere fact of a high debt-to-GDP ratio does not automatically justify the conclusion that governance is bad and can be caused by a variety of factors. In view of the division of powers in the Charter, such a judgment is in principle not up to me, but to institutions in the country concerned itself, in this case Aruba. Of course, the financial developments in Aruba have the attention of the Dutch cabinet. This involvement manifests itself, among other things, in the role of the Kingdom Council of Ministers in the context of financial supervision in Aruba. Return to a sustainable debt ratio is a key point of the proposal of the Aruba Financial Supervision Act (RAft), which is currently being discussed in the House of Representatives. Sustainable government finances in the Caribbean countries are also an important goal within the COHO proposal for the Kingdom Act. This proposal is also currently being discussed in the House of Representatives.
The threshold for intervention by the Kingdom government on the basis of the Statute, in particular the procedures contained in Articles 50 and 51, is high. There must be an intolerable situation that cannot be remedied by institutions in the Caribbean countries themselves. Moreover, such intervention by the Kingdom government must be proportionate in nature. I therefore consider it unlikely, partly in view of my answer to question 7, that the guarantee function of the Kingdom will be used to cut salaries in the public or semi-public sector. However, this also did not form the basis for the requested salary discounts. The salary discounts are a condition of the liquidity loans provided by the Netherlands as the country’s own contribution to the recovery of public finances and out of solidarity with the private sector, see the answer to question 2 of the PvdA faction.
The State Secretary for the Interior and Kingdom Relations Digitization and Kingdom Relations
Alexandra C. van Huffelen
Eerste Kamer der Staten-Generaal I
Vergaderjaar 2021 – 2022
35 925 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BESfonds (H) voor het jaar 2022
34 269 Evaluatie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
O1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 juli 2022
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties2 hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering van 17 februari 2022 over de besluitvorming door de Rijksministerraad d.d. 4 februari 2022 over afwijken begrotingsnormen, afbouw salariskorting en de verlenging Protocol Aruba-Nederland. De leden van de PvdA-fractie en van de PvdD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen. De leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks en de PvdD sluiten zich aan bij de door de PvdA-fractie gestelde vragen. De leden van de fracties van Fractie-Nanninga, PvdA en ChristenUnie bij de vragen van de PvdD-fractie. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij alle vragen aan.
Naar aanleiding hiervan is op 28 maart 2022 een brief gestuurd aan de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering.
De staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering heeft op 29 april 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk is
De staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering heeft op 30 juni 2022 inhoudelijk gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,
Bergman
1 De letter O heeft alleen betrekking op 35 925 IV.
2 Samenstelling:
Ester (CU), Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-
Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter),
Bezaan (PVV), Vos (VVD), Dessing (FVD), Dittrich (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (voorzitter),Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD) en Raven (OSF) en Fiers (PvdA).
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering
Den Haag, 28 maart 2022
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties hebben met interesse kennisgenomen van uw brief van 17 februari 2022 over de besluitvorming door de Rijksministerraad d.d. 4 februari
2022 over afwijken begrotingsnormen, afbouw salariskorting en de verlenging Protocol ArubaNederland. De leden van de PvdA-fractie en van de PvdD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen. De leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks en de PvdD sluiten zich aan bij de door de PvdA-fractie gestelde vragen. De leden van de fracties van Fractie-Nanninga, PvdA en ChristenUnie bij de vragen van de PvdD-fractie. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij alle vragen aan.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief dat Aruba voorstellen kan doen voor een alternatieve invulling van de per 2020 aan liquiditeitssteun verbonden salariskortingen, zolang die invulling past binnen het besluit van de Raad van ministers van het Koninkrijk (verder: Rijksministerraad) van 15 mei 2020. Lezen deze leden het goed als zij concluderen dat hiermee nogmaals wordt gewezen op de mogelijkheid om de lage inkomens te ontzien, mits er voor een alternatieve dekking binnen de salariskosten wordt gezorgd? Hoe verhoudt de korting op het salaris van onderwijzers en verpleegkundigen zich tot versterking van het onderwijs en de zorg zoals onder meer is opgenomen in de landspakketten?
Klopt het dat blijkens de uitvoeringsrapportage over het jaar 2021 de Arubaanse salariskosten van de (semi-)publieke overheid in dat jaar met minder dan 12,5% zijn gedaald ondanks de generieke korting op alle salarissen met dit percentage? Is de oorzaak hiervan van belang voor de voortzetting van de financiële steun? Heeft de Nederlandse regering voldoende inzicht in de oorzaak hiervan? Zo ja, wat is deze? Is de Nederlandse regering van oordeel dat de Arubaanse regering voldoende structurele maatregelen neemt om de kosten van het overheidsapparaat en met name de salarissen op een structureel aanvaardbaar niveau van uitgaven te brengen?
De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van uw brief van 17 februari jl. de volgende vragen:
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties kijken met interesse uit naar de beantwoording van de vragen en ontvangt deze graag binnen vier weken.
De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Koninkrijksrelaties
Paul Rosenmöller
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN
KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2022
De schriftelijke vragen van fracties van de PvdA en de PvdD over de invulling van de salariskorting in Aruba n.a.v. de brief over de besluitvorming in de Rijksministerraad van 4 februari jl. (170913.01U, ingezonden d.d. 28 maart 2022) kunnen met het oog op een zorgvuldige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Uiteraard is het streven, zoals ook tijdens het overleg met de KOREL is toegezegd, de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Digitalisering en koninkrijksrelaties
Alexandra C. van Huffelen
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN
KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2022
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de fracties van de PvdA en de PvdD (ingezonden d.d. 28 maart 2022).
Vragen van de PvdA-fractie
Ja, het besluit biedt de ruimte om tot alternatieve budgetneutrale invulling te komen binnen het totaal van de arbeidsvoorwaardenpakket van (semi-) publieke sector.
In opvolging van het RMR-besluit van 4 februari jl. om de landen perspectief op afbouw te bieden, heeft de RMR van 24 juni jl. besloten onder voorwaarden in te stemmen met afbouw van de 12,5% salariskortingen voor medewerkers in de (semi)publieke sector. Uw Kamer is hierover op 24 juni per brief geïnformeerd.
De korting is in 2020 gemotiveerd vanuit het perspectief van het herstel van de overheidsfinanciën, waaraan niet alleen Nederland, maar ook de landen zelf een bijdrage zouden moeten leveren en vanuit het perspectief van de solidariteit van de (semi-)publieke sector met de private sector, waar de inkomsten voor een groot deel wegvielen doordat het toerisme in 2020 geheel stil viel. Gezien de grote financiële nood was een bijdrage vanuit de loonsom te rechtvaardigen. Daarbij is de landen toegestaan de korting deels in te vullen met andere inkomenscomponenten dan het primaire salaris, zoals vakantiegeld of toeslagen. In de RMR-voorwaarden zijn geen uitzonderingen voor bepaalde sectoren gemaakt, omdat dit een tijdelijke budgettaire maatregel betreft.
Naast de 12,5% korting op arbeidsvoorwaarden van ambtenaren, zijn ook een 25% korting op de arbeidsvoorwaarden van politieke ambtsdragers en de normering van topinkomens in de (semi-) publieke sector op 130% van het arbeidsvoorwaarden van de minister-president als voorwaarde gesteld voor het ontvangen van liquiditeitssteun.
De latere landspakketten zijn gericht op dringende hervormingen en raken niet alleen de zorg en het onderwijs, maar vrijwel de gehele (semi-)publieke sector. Met de landspakketten wordt beoogd structurele hervormingen te realiseren, waarmee de basis op orde wordt gebracht, zodat de landen een volgende crisis beter aan kunnen. In effectieve samenwerking met de landen wil ik me ervoor inzetten dat de landen steviger uit de huidige crisis komen en weerbare, sociale samenlevingen worden.
Klopt het dat blijkens de uitvoeringsrapportage over het jaar 2021 de Arubaanse salariskosten van de (semi-) publieke overheid in dat jaar met minder dan 12,5% zijn gedaald ondanks de generieke korting op alle salarissen met dit percentage? Is de oorzaak hiervan van belang voor de voortzetting van de financiële steun? Heeft de Nederlandse regering voldoende inzicht in de oorzaak hiervan? Zo ja, wat is deze? Is de Nederlandse regering van oordeel dat de Arubaanse regering voldoende structurele maatregelen neemt om de kosten van het overheidsapparaat en met name de salarissen op een structureel aanvaardbaar niveau van uitgaven te brengen?
De personeelslasten zijn in 2021 volgens de reactie van het College Aruba financieel toezicht (CAft) op de vierde Uitvoeringsrapportage 2021 van Aruba met 2,3% gedaald.
De daling van 2,3% van de personeelslasten is lager dan werd verwacht. In mei 2020 werd de 12,5%-korting ingevoerd en deze was dus gedurende 8 maanden van het jaar van kracht. In 2021 was de korting gedurende 12 maanden van kracht en daardoor zouden de personeelslasten, als verder alles ongewijzigd zou zijn gebleven, in 2021 ten opzichte van 2020 nog zo’n 3,7% dalen. Dat dit niet is gebeurd, komt niet doordat de 12,5% korting niet is toegepast. Het CAft heeft in 2020 vastgesteld, dat de korting conform RMR-voorwaarde is toegepast. De tegenvallende daling komt volgens het CAft doordat de regering van Aruba onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan het Beleidsplan Verlaging Personeelslasten (BVP). Zo zijn de overwerkvergoedingen in strijd met het plan van de Arubaanse regering gestegen in plaats van gedaald. Ik deel de zorgen van het CAft in dit verband. Of dit van invloed is op eventuele toekomstige liquiditeitssteun in het kader van de Covid-pandemie, kan niet op voorhand wordt bepaald. Het BVP op zich vormt geen criterium voor de toekenning van liquiditeitssteun.
Vragen van de PvdD-fractie
Nee, uit het besluit volgt uitsluitend dat er een korting van 12,5% op het totale pakket aan arbeidsvoorwaarden moet worden toegepast.
Het RMR-besluit is als volgt geformuleerd: Verlaging van 12,5% op het totale pakket arbeidsvoorwaarden van alle medewerkers in de (semi)publieke sector (incl.
overheidsbedrijven en publiek gefinancierde stichtingen en overige instellingen die voor minimaal 50% gefinancierd worden vanuit de begroting). Deze verlaging is op jaarbasis en heeft voor wat betreft het bruto maandsalaris als ondergrens het wettelijk minimumloon en geldt vanaf 1 juli 2020 tot nader order. Hierop wordt tevens geen indexering toegepast, eveneens tot nader order.
Het percentage is niet gebaseerd op onderzoeken, maar op de Landsverordening van Aruba, dat uit eigen beweging al eerder tot een korting 12,6% op de arbeidsvoorwaarden had besloten. De voornaamste motivatie voor het besluit was een bijdrage vanuit de loonsom aan het op orde krijgen van de overheidsfinanciën.
De hoge personeelslasten van de Arubaanse overheid vormden al langer een aandachtspunt. De arbeidsvoorwaarden in de publieke sector in Aruba zijn gunstiger dan in de private sector, zo blijkt uit analyse van bijvoorbeeld het Internationaal Monetair Fonds. Er heeft in het kader van deze besluitvorming geen nader onderzoek plaatsgevonden. Zie ook het antwoord op vraag 2.
De RMR heeft een tijdelijke korting op het totale arbeidsvoorwaardenpakket, waarin salarissen van alle medewerkers worden meegerekend, als voorwaarde gesteld, zonder verdere bepalingen over de invulling.
De overheidsschuldquote van Aruba bedroeg in 2019 72,9% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit was al hoger dan het door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geadviseerde maximale niveau van 55% BBP voor kleine eilandeconomieën. Dit niveau is door de liquiditeitsleningen verder uit beeld geraakt. Aruba is, net als Curaçao en Sint Maarten, een zogenoemde kleine eilandstaat met een eenzijdige economische structuur en is daardoor erg gevoelig voor (economische) schokken. Om die reden zouden dergelijke landen volgens het IMF budgettaire bufferruimte moeten opbouwen en ligt het door het IMF houdbaar geachte niveau lager dan bijvoorbeeld de 60% BBP die voor de meer gediversifieerde economieën van de Europese Unie als schuldgrens wordt gehanteerd.
De schuldquote van Aruba is inderdaad lager dan die in genoemde landen.
Onmiskenbaar bestaat er een verband tussen deugdelijk bestuur en overheidsfinanciën. Het enkele feit van een hoge schuldquote rechtvaardigt echter niet automatisch de conclusie dat sprake is van ondeugdelijk bestuur en kan veroorzaakt worden door een veelheid aan factoren. Een dergelijk oordeel is, gelet op de verdeling van bevoegdheden in het Statuut, ook in beginsel niet aan mij om te vellen, maar aan instituties in het betreffende land zelf, in casu Aruba. Wel hebben de financiële ontwikkelingen in Aruba uiteraard de aandacht van het Nederlandse kabinet. Deze betrokkenheid manifesteert zich onder meer in de rol van de Rijksministerraad in het kader van het financiële toezicht op Aruba. Terugkeer naar een houdbare schuldquote is een kernpunt van het voorstel van Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft), dat momenteel ter behandeling voorligt in de Tweede Kamer. Ook binnen het voorstel van rijkswet COHO vormen houdbare overheidsfinanciën in de Caribische landen een belangrijk doel, ook dit voorstel ligt momenteel ter behandeling in de Tweede Kamer voor.
De drempel voor ingrijpen door de Koninkrijksregering op basis van het Statuut, meer in het bijzonder de procedures die zijn vervat in artikel 50 en 51, ligt hoog. Er moet sprake zijn van een ontoelaatbare toestand die niet door instituties in de Caribische landen zelf kan worden hersteld. Bovendien moet zulk ingrijpen door de Koninkrijksregering proportioneel van aard zijn. Ik acht het, mede gelet op mijn antwoord op vraag 7, daarom niet waarschijnlijk dat de waarborgfunctie van het Koninkrijk wordt ingezet om salarissen in de (semi)publieke sector te korten. Dit vormde evenwel ook niet de basis voor de verlangde salariskortingen. De salariskortingen zijn als voorwaarde gesteld aan de door Nederland verstrekte liquiditeitsleningen als eigen bijdrage van het land aan het herstel van de overheidsfinanciën en vanuit solidariteit met de private sector, zie het antwoord op vraag 2 van de PvdA-fractie.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Digitalisering en Koninkrijksrelaties
Alexandra C. van Huffelen
Article 12a of the Charter for the Kingdom of the Netherlands
New Photos President Loui Mussington Moho Camp Saint Martin
This bill implements Article 12a of the Charter for the Kingdom of the Netherlands (hereinafter: the Charter), which provides that provisions are made by Kingdom Act for the handling of disputes between the Kingdom and the countries designated by Kingdom Act.
https://www.stmaartennews.org
The bill states that the existence of a dispute will be established during a continued consultation as referred to in Article 12, paragraph 2, of the Charter. If the objections relate to the interpretation of the provisions of or pursuant to the Charter and these objections have not been resolved during a continued consultation, a Minister Plenipotentiary can declare that this objection has continued to exist (dispute) and request a judgment from the Kingdom Disputes Division of the Council of State of the Kingdom. The chairman of the Council of Ministers of the Kingdom may decide to reject this request if an overriding interest of the Kingdom requires immediate decision-making (Article 1, second paragraph, first sentence).
https://www.stmaarten.news
A dispute can relate to any intended decision of the Kingdom Council of Ministers, except decisions or intended decisions for which a special procedure has already been provided for by Kingdom Act or Order in Council (1), proposals for Kingdom Acts or draft general measures in Council of State (2) , or decisions or intended decisions that can be submitted to the Council of State of the Kingdom or to the Kingdom Disputes Division thereof on the basis of a special arrangement (3).
In response to a request, the Kingdom Disputes Division of the Council of State of the Kingdom establishes a judgment and informs the Minister of the Interior and Kingdom Relations, who then informs the parties of that judgment. The Council of Ministers of the Kingdom will follow the Division’s judgment unless the nature and weight of the objection established do not outweigh an overriding interest, or unless relevant facts and circumstances that have arisen after the request for an opinion make it necessary to a decision that deviates from the judgment.
The final decision, as well as the opinion of the Advisory Division of the Council of State of the Kingdom, will be announced simultaneously in the Government Gazette, unless this cannot be omitted pursuant to Article 26(4) of the Council of State Act. In the event that the opinion is deviated from, there is an obligation to disclose the reasons for the deviation from the opinion.
Finally, the bill provides for an evaluation of the effectiveness and effects of the Kingdom Act in practice within three years after entry into force.
Situation
i
29 november 2018
voorstel van rijkswet PDF-document TK, 2
” style=”box-sizing: inherit; background-color: transparent; line-height: inherit; color: rgb(202, 19, 47); text-decoration: none; cursor: pointer; position: relative; padding: 0px; border-bottom: none;”>
4 juli 2019
stemmingsoverzicht Tweede Kamer PDF-document
” style=”box-sizing: inherit; background-color: transparent; line-height: inherit; color: rgb(202, 19, 47); text-decoration: none; cursor: pointer; position: relative; padding: 0px; border-bottom: none;”>
House of Representatives
Written preparation
i
25 februari 2020
voorlopig verslag PDF-document EK, D
” style=”box-sizing: inherit; background-color: transparent; line-height: inherit; color: rgb(202, 19, 47); text-decoration: none; cursor: pointer; position: relative; padding: 0px; border-bottom: none;”>
9 april 2021
memorie van antwoord PDF-document EK, J
” style=”box-sizing: inherit; background-color: transparent; line-height: inherit; color: rgb(202, 19, 47); text-decoration: none; cursor: pointer; position: relative; padding: 0px; border-bottom: none;”>
28 april 2021
verslag PDF-document EK, K
” style=”box-sizing: inherit; background-color: transparent; line-height: inherit; color: rgb(202, 19, 47); text-decoration: none; cursor: pointer; position: relative; padding: 0px; border-bottom: none;”>
21 mei 2021
nota naar aanleiding van het verslag PDF-document EK, L
” style=”box-sizing: inherit; background-color: transparent; line-height: inherit; color: rgb(202, 19, 47); text-decoration: none; cursor: pointer; position: relative; padding: 0px; border-bottom: none;”>
First room
Withdrawn
The proposal ( EK, A ) was adopted by the House of Representatives on 4 July 2019 .
For: SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, DENK, 50PLUS, D66, VVD, SGP, CDA and ChristenUnie.
Against: PVV and FVD.
The State Secretary for the Interior and Kingdom Relations (BZK) has withdrawn the bill by letter dated September 24, 2021 ( EK, Q with annex ) .
On 21 June 2022, the Senate Committee on Kingdom Relations (KOREL) decided to offer the opportunity on 12 July 2022 to provide input for further written consultations following the report of a further written consultation with the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations on 9 June 2022 regarding possibilities to challenge (intended) decisions of the Kingdom government ( EK, S ).
Core data
submittedNovember 29, 2018titleProvisions for the handling of disputes between the Kingdom and the countries (Kingdom Disputes Act)written preparation
Commission for Kingdom Relations (KOREL)
input provided by
CDA – MGHC Oomen-Ruijten
PvdD – P. Nicolaï
12 July The Netherlands First Chamber COHO St Maarten English Trans
Senate of the States General I
July 2022 Bad News New Higher Gas Prices The Latest
Meeting year 2021 – 2022
35 099 (R2114) Provisions for the handling of disputes between the Kingdom and the countries (Kingdom Disputes Act)
S REPORT OF A FURTHER WRITTEN CONSULTATION
Adopted June 9, 2022
The members of the standing committee for Kingdom Relations1 have taken note of the answer of 7 February 2022 to the committee-wide request to obtain an overview as extensive as possible of the legal (im)possibilities for the Caribbean countries to make a (proposed) decision by the Kingdom government on based on the Charter for the Kingdom of the Netherlands. The members of the PvdD party then had a few follow-up questions. The members of the groups of GroenLinks, Fractie-Nanninga, PvdA, 50PLUS and Fractie-Otten agreed with these questions.
In response to this, a letter was sent to the State Secretary of on 24 March 2022
Home Affairs and Kingdom Relations.
The State Secretary responded on 9 June 2022.
The committee submits the attached report of the further written consultations that have taken place.
The Registrar of the Standing Committee on Kingdom Relations,
Bergman
1 Composition:
Ester (CU), Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-
Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Nanninga Group) (Vice-Chairman),
Bezaan (PVV), Vos (VVD), Dessing (FVD), Dittrich (D66), Berkhout (Nanninga Group), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (Chairman), Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD) and Raven (OSF) and Fiers (PvdA).
LETTER FROM THE CHAIRMAN OF THE STANDING COMMITTEE ON KINGDOM RELATIONS
1st Chamber The Netherlands Debates St Maarten, Aruba, Curaçao
To the State Secretary for the Interior and Kingdom Relations
The Hague, 24 March 2022
The members of the permanent committee for Kingdom Relations have taken note of your answer of 7 February 2022 to the committee-wide request to obtain an overview as extensive as possible of the legal (im)possibilities for the Caribbean countries to grant a (proposed) application by the Kingdom government. decides to be able to challenge in court on the basis of the Charter for the Kingdom of the Netherlands. The members of the PvdD faction still have a few follow-up questions. The members of the groups of GroenLinks, Faction-Nanninga, PvdA, 50PLUS and Faction-Otten agree with these questions.
Question 1:
The members of the PvdD group hold the following view:
Question 2:
The members of the PvdD group hold the following view:
Question 3:
Paragraph 4 of your reply letter acknowledges that it may be possible to appeal against a decision of the Kingdom Government through an Awb procedure, albeit that the right of appeal would be limited for cases of application of powers granted in a Kingdom Act. The power to enact a Kingdom Act is not included in the Constitution but in the Statute. If the exercise of a Kingdom Act power is regarded as the exercise of public authority to which the General Administrative Law Act applies, this does not also apply to the exercise of
powers included in the Act of 28 October 1954 establishing the Charter of the Kingdom of the Netherlands?
Question 4:
Under Dutch civil law, other than the State of the Netherlands, can a state be sued, even if it is not stipulated in the Civil Code of the Netherlands or in the legislation of that state that that state has legal personality?
If so, can a state other than the State of the Netherlands sue the Kingdom of the Netherlands before a civil court in the Netherlands if
However, in the wording of 7 February last, I also pointed out that the Dutch administrative court does not seem to see any obstacle in Article 1:1 Awb to offer this legal protection against decisions taken by ministers in their capacity as minister of the Kingdom.
Question 2
The members of the PvdD group hold the following view:
would not be a (legal) person. Article 1 of that law of 28 October 1954 regulates the existence and scope of the Kingdom, with which a legal entity has been created. Does the government share this view?
Answer
I do not share this view. As I pointed out in my letter of 7 February, it is quite generally accepted that the Kingdom of the Netherlands is not a legal person under Dutch civil law, nor under the civil law of Aruba, Curaçao and Sint Maarten. This feature was waived when the Statute was drafted in 1954, when it was decided that the
Kingdom would have no equity capital and no corresponding budget.
Question 3
Paragraph 4 of your reply letter acknowledges that it may be possible to appeal against a decision of the Kingdom Government through an Awb procedure, albeit that the right of appeal would be limited for cases of application of powers granted in a Kingdom Act. The power to enact a Kingdom Act is not included in the Constitution but in the Statute. If the exercise of Kingdom powers is regarded as the exercise of public authority to which the General Administrative Law Act applies, this does not also apply to the exercise of powers included in the Act of 28 October 1954 establishing the Charter of the Kingdom of the Netherlands. ?
Answer
That is correct, provided that the exercise of public authority by the
Kingdom government under the Charter will often be addressed to administrative bodies of Aruba, Curaçao or Sint Maarten. It is not immediately obvious that these administrative bodies can always be regarded as interested parties within the meaning of the Awb. Furthermore, the Charter creates various powers which, if they even lead to a decision within the meaning of the Awb, are not subject to appeal to the administrative court under the Awb. This is the case, for example, if the decision contains a generally binding provision (Article 8:3, first paragraph, under a, Awb).
Question 4
Can a state, other than the State of the Netherlands, be sued under Dutch civil law, even if it is not stipulated in the Civil Code of the Netherlands or in the legislation of that state that that state has legal personality?
If so, a state other than the State of the Netherlands can sue the Kingdom of the Netherlands before a civil court in the Netherlands if a claim is based on unlawful acts by the Kingdom of the Netherlands, even if the Civil Code does not grant legal personality to the Kingdom of the Netherlands?
Answer
No, other states do not have legal personality under Dutch civil law. For that reason, they cannot be involved in civil proceedings.
Question 5
In paragraph 5 of the reply letter you state that you do not dare to say with certainty that the State of the Netherlands cannot be held liable for unlawful acts by (or as a result of a decision of) the Kingdom government. May it be inferred from this that there is a legal possibility that the countries Aruba, Curaçao or Sint Maarten will become the State of the
Can the Netherlands sue the Netherlands if it is alleged that the powers conferred in the Charter are unlawfully exercised?
Answer
It is up to the civil court to provide a definitive answer in a specific case as to whether this legal option exists. For the time being, the case law leaves this question unanswered. What I wanted to indicate in my reply letter is that there are arguments on the basis of which it can be assumed that the countries Aruba, Curaçao or Sint Maarten indeed have this option, certainly as long as Article 12a of the Charter has not been implemented.
Eerste Kamer der Staten-Generaal I
Vergaderjaar 2021 – 2022
35 099 (R2114) Voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen)
S VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 juni 2022
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1 hebben kennisgenomen van de beantwoording van 7 februari 2022 op het commissiebrede verzoek om een zo extensief mogelijk overzicht te krijgen van de juridische (on)mogelijkheden voor de Caribische landen om een door de Koninkrijksregering (voorgenomen) besluit op basis van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in rechte te kunnen bestrijden. De leden van de PvdD-fractie hadden daarop nog enkele vervolgvragen. De leden van de fracties van GroenLinks, Fractie-Nanninga, PvdA, 50PLUS en Fractie-Otten sloten zich bij deze vragen aan.
Naar aanleiding hiervan is op 24 maart 2022 een brief gestuurd aan de staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De staatssecretaris heeft op 9 juni 2022 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,
Bergman
1 Samenstelling:
Ester (CU), Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-
Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter),
Bezaan (PVV), Vos (VVD), Dessing (FVD), Dittrich (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (voorzitter),Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD) en Raven (OSF) en Fiers (PvdA).
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES
Aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 24 maart 2022
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties hebben met belangstelling kennisgenomen van uw beantwoording van 7 februari 2022 op het commissiebrede verzoek om een zo extensief mogelijk overzicht te krijgen van de juridische (on)mogelijkheden voor de Caribische landen om een door de Koninkrijksregering (voorgenomen) besluit op basis van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in rechte te kunnen bestrijden. De leden van de PvdD-fractie hebben nog enkele vervolgvragen. De leden van de fracties van GroenLinks, Fractie-Nanninga, PvdA, 50PLUS en Fractie-Otten sluiten zich bij deze vragen aan.
Vraag 1:
De leden van de PvdD-fractie huldigen de volgende opvatting:
Vraag 2:
De leden van de PvdD-fractie huldigen de volgende opvatting:
Vraag 3:
In paragraaf 4 van uw antwoordbrief is erkend dat het mogelijk kan zijn via een Awb-procedure in beroep te komen tegen een besluit van de Koninkrijksregering, zij het dat het beroepsrecht beperkt zou zijn voor gevallen van toepassing van bevoegdheden die in een rijkswet zijn toegekend. De bevoegdheid tot vaststelling van een rijkswet is niet opgenomen in de Grondwet maar in het Statuut. Als de uitoefening van een rijkswetbevoegdheid wordt aangemerkt als uitoefening van openbaar gezag waarop de Awb van toepassing is, geldt dat dan niet ook voor de uitoefening van
bevoegdheden die in de wet van 28 oktober 1954 tot vaststelling van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden zijn opgenomen?
Vraag 4:
Kan naar Nederlands burgerlijk recht een staat, anders dat de Staat der Nederlanden, in rechte worden aangesproken, ook als niet in het Burgerlijk Wetboek van Nederland of in de wetgeving van die staat is bepaald dat die staat over rechtspersoonlijkheid beschikt?
Zo ja, kan een andere staat dan de Staat der Nederlanden het Koninkrijk der Nederlanden in rechte aanspreken bij een burgerlijke rechter in Nederland indien een vordering gegrond wordt op onrechtmatig handelen van het Koninkrijk der Nederlanden, ook al is in het Burgerlijk Wetboek geen rechtspersoonlijkheid toegekend aan het Koninkrijk der Nederlanden?
Vraag 5
In paragraaf 5 van de antwoordbrief stelt u dat u niet met stelligheid durft te zeggen dat de Staat der Nederlanden niet kan worden aangesproken voor onrechtmatig handelen door (of naar aanleiding van een besluit van) de Koninkrijksregering. Mag hieruit worden afgeleid dat de juridische mogelijkheid bestaat dat de landen Aruba, Curaçao of Sint Maarten de Staat der Nederlanden in rechte kunnen aanspreken, indien onrechtmatige uitoefening van in het Statuut toegekende bevoegdheden wordt gesteld?
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien de beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag binnen vier weken.
P. Rosenmöller
Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2022
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de nadere vragen die zijn gesteld door de leden van de PvdD-fractie naar aanleiding van mijn beantwoording van de vragen over de mogelijkheden om op te komen tegen (voorgenomen) besluiten van de Koninkrijksregering. Deze nadere vragen, waarbij de fracties van GroenLinks, Fractie-Nanninga, PvdA, 50PLUS en Fractie-Otten zich hebben aangesloten, werden ingezonden op 24 maart 2022, met kenmerk 168555.04U.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Koninkrijksrelaties en Digitalisering
Alexandra C. van Huffelen
Nadere vragen van de leden van de PvdD-fractie over de mogelijkheden om op te komen tegen (voorgenomen) besluiten van de Koninkrijksregering (ingezonden 24 maart 2022)
Vraag 1
De leden van de PvdD-fractie huldigen de volgende opvatting:
Antwoord
Ontegenzeggelijk is de Koninkrijksregering een orgaan dat met openbaar gezag is bekleed. Daarmee lijkt zij binnen het bereik van artikel 1:1 Awb te vallen, dat bekleding van openbaar gezag als criterium hanteert. Zoals ik in mijn beantwoording van 7 februari jl. heb beargumenteerd, is bij deze zienswijze wel een belangrijke kanttekening te plaatsen. De Awb is een Nederlandse wet en geldt in beginsel alleen voor Nederlandse bestuursorganen. De regering van het Koninkrijk kan, ondanks de grote institutionele samenval met de regering van Nederland, niet als een Nederlands bestuursorgaan worden gekwalificeerd. Zij is een orgaan van het Koninkrijk en vindt haar rechtsgrondslag in het Statuut voor het Koninkrijk, vastgesteld via de door deze leden genoemde wet van 28 oktober 1954 (Stb. 1954, 503), afgekondigd in Stb. 1954, 596. Via een ruime interpretatie van artikel 1:1 zouden evenwel ook organen van het Koninkrijk binnen het bereik van de Awb kunnen worden gebracht. De betreffende bepaling heeft dan niet uitsluitend betrekking op Nederlandse bestuursorganen.
Deze ruime interpretatie vindt enige steun in de wetsgeschiedenis van de (aanpassingswetgeving) bij de Awb. In de memorie van toelichting bij het rijkswetwetsvoorstel tot aanpassing van een aantal rijkswetten aan de eerste en tweede tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassing rijkswetten Awb) uit 1993 is vermeld dat in het kader van rijkswetgeving ‘onder de omschrijvingen en uitzonderingen van artikel 1:1 Awb mede de overeenkomstige Koninkrijksorganen worden begrepen.’ Of dat dan ook betekent dat de Nederlandse
bestuursrechter in beginsel bevoegd is kennis te nemen van een geschil over een besluit van de Koninkrijksregering (met inachtneming van de in de Awb gestelde ontvankelijkheidsvereisten), blijft de vraag. In mijn vorige beantwoording heb ik erop gewezen dat de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk uit 2015 zich op het standpunt stelde dat “de bestuursrechters van de landen niet bevoegd (zijn) kennis te nemen van geschillen waar een orgaan van het Koninkrijk partij bij is, nu de bevoegdheid van deze rechters beperkt is tot bestuursorganen van het land waarbinnen zij zijn ingesteld.” In mijn beantwoording van 7 februari jl. heb ik er echter ook op gewezen dat de Nederlandse bestuursrechter in artikel 1:1 Awb geen obstakel lijkt te zien om deze rechtsbescherming te bieden tegen besluiten van ministers in hun hoedanigheid van minister van het Koninkrijk.
Vraag 2
De leden van de PvdD-fractie huldigen de volgende opvatting:
geen (rechts)persoon zou zijn. Artikel 1 van die wet van 28 oktober 1954 regelt het bestaan en de omvang van het Koninkrijk, waarmee een juridische entiteit is geschapen. Deelt de regering deze opvatting?
Antwoord
Deze opvatting deel ik niet. Zoals ik in mijn brief van 7 februari jl. naar voren heb gebracht, wordt vrij algemeen aanvaard dat het Koninkrijk der Nederlanden geen rechtspersoon naar Nederlands burgerlijk recht is, noch naar het burgerlijk recht van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Van dit kenmerk is afgezien bij de totstandkoming van het Statuut in 1954, toen werd besloten dat het
Koninkrijk geen eigen vermogen zou bezitten en geen daarmee corresponderende begroting.
Vraag 3
In paragraaf 4 van uw antwoordbrief is erkend dat het mogelijk kan zijn via een Awb-procedure in beroep te komen tegen een besluit van de Koninkrijksregering, zij het dat het beroepsrecht beperkt zou zijn voor gevallen van toepassing van bevoegdheden die in een rijkswet zijn toegekend. De bevoegdheid tot vaststelling van een rijkswet is niet opgenomen in de Grondwet maar in het Statuut. Als de uitoefening van een rijkswetbevoegdheid wordt aangemerkt als uitoefening van openbaar gezag waarop de Awb van toepassing is, geldt dat dan niet ook voor de uitoefening van bevoegdheden die in de wet van 28 oktober 1954 tot vaststelling van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden zijn opgenomen?
Antwoord
Dat is correct, met dien verstande dat de uitoefening van openbaar gezag door de
Koninkrijksregering op grond van het Statuut vaak gericht zal zijn tot bestuursorganen van Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Het is niet op voorhand evident dat deze bestuursorganen altijd kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Awb. Verder roept het Statuut diverse bevoegdheden in het leven die, zo zij al leiden tot een besluit in de zin van de Awb, op grond van de Awb niet vatbaar zijn voor beroep bij de bestuursrechter. Dit is bijvoorbeeld het geval als het besluit een algemeen verbindend voorschrift inhoudt (art. 8:3, eerste lid, onder a, Awb).
Vraag 4
Kan naar Nederlands burgerlijk recht een staat, anders dan de Staat der Nederlanden, in rechte worden aangesproken, ook als niet in het Burgerlijk Wetboek van Nederland of in de wetgeving van die staat is bepaald dat die staat over rechtspersoonlijkheid beschikt?
Zo ja, kan een andere staat dan de Staat der Nederlanden het Koninkrijk der Nederlanden in rechte aanspreken bij een burgerlijke rechter in Nederland indien een vordering gegrond wordt op onrechtmatig handelen van het Koninkrijk der Nederlanden, ook al is in het Burgerlijk Wetboek geen rechtspersoonlijkheid toegekend aan het Koninkrijk der Nederlanden?
Antwoord
Nee, andere staten beschikken niet over rechtspersoonlijkheid naar Nederlands burgerlijk recht. Zij kunnen om die reden niet in een civielrechtelijke procedure worden betrokken.
Vraag 5
In paragraaf 5 van de antwoordbrief stelt u dat u niet met stelligheid durft te zeggen dat de Staat der Nederlanden niet kan worden aangesproken voor onrechtmatig handelen door (of naar aanleiding van een besluit van) de Koninkrijksregering. Mag hieruit worden afgeleid dat de juridische mogelijkheid bestaat dat de landen Aruba, Curaçao of Sint Maarten de Staat der
Nederlanden in rechte kunnen aanspreken, indien onrechtmatige uitoefening van in het Statuut toegekende bevoegdheden wordt gesteld?
Antwoord
Het is aan de burgerlijke rechter om in een concreet geval uitsluitsel te geven over de vraag of deze juridische mogelijkheid bestaat. Vooralsnog laat de rechtspraak deze vraag onbeantwoord. Wat ik in mijn antwoordbrief heb willen aangeven, is dat er argumenten bestaan op grond waarvan kan worden aangenomen dat de landen Aruba, Curaçao of Sint Maarten inderdaad over deze mogelijkheid beschikken, zeker zolang geen uitvoering is gegeven aan artikel 12a Statuut.
Kingdom Relations Committee (KOREL) 12 July 2022
July 2022 Bad News New Higher Gas Prices The Latest
Tuesday 12 July 2022, Kingdom Relations Committee (KOREL)
New Photos President Loui Mussington Moho Camp Saint Martin
agenda
Start: 6:30 PM
agenda
1.Set agenda
2.35099, SA
Report of a further written consultation with the State Secretary for the Interior and Kingdom Relations regarding possibilities to challenge (intended) decisions of the Kingdom government; Kingdom Disputes Act
Input for further written consultation
Report of a further written consultation with the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations regarding possibilities to challenge (intended) decisions of the Kingdom Government (EK 35.099, S)
Kingdom Disputes Act (35,099 (R2114))
3.35925 IV / 34269, E & 35925 IV / 34269, N
Letter from the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations about decision-making by the Kingdom Council of Ministers on 24 June 2022 about phasing out salary discounts; Report of a written consultation with the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations on the decision-making by the Kingdom Council of Ministers dated February 4, 2022 about deviating budget standards, phasing out salary discount and the extension of the Aruba-Netherlands Protocol; Implementation of the Kingdom Act Financial Supervision Curaçao and Sint Maarten
Discussion of the written consultation report on the implementation of the salary discount Aruba following the decision of the RMR dated February 4, 2022 (EK, O) and discussion of the letter about the decision of the Kingdom Council of Ministers of June 24, 2022 on phasing out the salary discounts (EK, N)
Report of a written consultation with the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations on the decision-making by the Kingdom Council of Ministers dated February 4, 2022 about deviating budget standards, phasing out salary discount and the extension of the Aruba-Netherlands Protocol (EK 35.925 IV / 34.269, O)
Letter from the State Secretary for the Interior and Kingdom Relations regarding decision-making in the Kingdom Council of Ministers on 4 February about deviations and budget standards and phasing out salary discount and extension of the Aruba-Netherlands Protocol (EK 35.925 IV / 34.269, I)
Letter from the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations about decision-making by the Kingdom Council of Ministers on 24 June 2022 about phasing out the salary discounts (EK 35,925 IV / 34,269, N)
Budget statements Kingdom Relations and BES Fund 2022 (35,925 IV)
Implementation of the Kingdom Act Financial Supervision Curaçao and Sint Maarten (34,269)
4.35422 / 34877, K
Letter from the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations regarding the 9th progress report on the administrative intervention on Sint Eustatius; Temporary job neglect act Sint Eustatius
Discussion 9th progress report on the administrative intervention of St. Eustatius
Letter from the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations regarding the 9th progress report on the administrative intervention on Sint Eustatius (EK 35.422 / 34.877, K)
Letter from the government commissioner St. Eustatius about explanation request for restoration of democracy St. Eustatius in time-bound phases (6 June 2022, 4 p.)
Joint overview of island priorities (1 p.)
Project overview Sint Eustatius (2 p.)
Letter from the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations of 8 July 2022 to present the draft Royal Decree establishing the date of entry into force of Article 13 of the Restoration of St. Eustatius Act
Restoration of Facilities on St. Eustatius Act (35,422)
Temporary Act Neglect of Tasks Sint Eustatius (34,877)
5.35925 IV, P
Letter from the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations about travel reports, the outline letter, administrative agreements in the Caribbean Netherlands and CN envelope; Budget statements Kingdom Relations and BES Fund 2022
Discussion letter about travel reports, the outline letter, administrative agreements Caribbean Netherlands and CN envelope
Letter from the State Secretary of the Interior and Kingdom Relations about travel reports, the outline letter, administrative agreements in the Caribbean Netherlands and CN envelope (EK 35.925 IV, P)
Saba package 2.0 (22 p.)
Agreement on Sint Eustatius 2022-2023 (23 p.)
Administrative working agreements Bonaire 2022-2023 (16 June 2022, 17 p.)
National package Aruba implementation agenda July 1, 2022 to September 30, 2022 (17 p.)
National package Curaçao implementation agenda July 1, 2022 to September 30, 2022 (26 p.)
National package Sint Maarten implementation agenda 1 July 2022 to 30 September 2022 (20 p.)
Overview spending CN envelope
Overview of finances and action plan and first implementation agenda Saba package 2.0 (16 p.)
Commitments Caribbean Netherlands (7 p.)
Budget statements Kingdom Relations and BES Fund 2022 (35,925 IV)
6.33845AH / 45
Government letter; Government response to the IPKO appointment list May 2022; Interparliamentary Kingdom Consultation from 2014
Discussion Cabinet response Appointment list IPKO May 2022 Sint Maarten
Government letter; Cabinet response to the IPKO appointment list May 2022 (33,845, AH / 45)
Letter from the State Secretary for the Interior and Kingdom Relations regarding answers to written questions following the IPKO trip in May 2022
Letter from the State Secretary for the Interior and Kingdom Relations regarding Outline Letter for Kingdom Relations (EK 35.925 IV, K)
Interparliamentary Kingdom Consultation from 2014 (33,845)
7.Announcements and information
Overview of pending delegated regulations
Deadline letter of 8 July 2022 (Annual reports and final laws 2021 / Amendments to the 2022 budget statements in connection with the Spring Memorandum), response period until 13 September 2022, 5 p.m.
8.Any other business
context
Archive activities committee
Daily schedule
Schedule EC
Planning activities committee
Report
print
Contact with editors
Back upstairs
About the Senate
What does the Senate do?
How does the Senate work
The membership
Elections
History
Tour
Organization
Working at the Senate
Public information
Facts and numbers
Visiting information
Renovation Binnenhof
MPs
Chair
All members
Fractions
committees
Integrity
Interparliamentary delegations
Who is where?
Amendments
Former members
Activities
Schedule
Plenary meeting
committee meetings
Other meetings
News
Votes per meeting day
EU Presidency 2016
Association of European Senates (AES)
Parliamentary papers
Legislative proposals
Interpellation questions
Written questions
Motions
Commitments
E-files
Petitions
Defeated
Privacy Statement – Responsible Disclosure
1st Chamber The Netherlands Debates St Maarten, Aruba, Curaçao
Senate of the States General 1
New Photos President Loui Mussington Moho Camp Saint Martin
Meeting year 2021–2022
35 925 IV Adoption of the budget statements of Kingdom Relations (IV) and the BES fund (H) for the year 2022
34 269 Evaluation of the Kingdom Act Financial Supervision Curaçao and Sint Maarten
https://www.stmaarten.news
I1 LETTER FROM THE STATE SECRETARY FOR THE HOME AFFAIRS
AND KINGDOM RELATIONS
To the President of the Senate of the States General
The Hague, February 17, 2022
As of April 2020, the autonomous countries of Aruba, Curaçao and Sint Maarten (hereinafter: the countries) have received more than € 1 billion in liquidity support to absorb the financial-economic effects of the
Covid-19 pandemic2. This was done after a decision to that effect was made in the Kingdom Council of Ministers, partly on the basis of the advice of the Board of (Aruba) Financial Supervision (C(A)ft) and reports from the Temporary Work Organization of the Ministry of the Interior and Kingdom Relations (TWO).
The provision of liquidity support was preceded by permission from the Rijksminsterraad (RMR) to the countries to be allowed to deviate from the central budget standards for the budget years 2020 and 2021. For Curaçao and Sint Maarten, this concerned the budget standards from Article 15 of the Curaçao Financial Supervision Act. and Sint Maarten (Rft). In these years Aruba was allowed to deviate from the standards as included in Article 14 of the National Ordinance Aruba Financial Supervision (LAft) and the Protocol Aruba and the Netherlands 2019–2021. You have been informed about this in recent years.
In the RMR of 4 February, a decision was made about the requests from the countries to be allowed to deviate from the budgetary norms for the 2022 budget year as well. In addition, a decision was made about Aruba’s request to be allowed to phase out the salary discount for employees in the (semi-) public sector and for ministers and members of parliament from 2022. This salary discount was part of the decision in the RMR of 15 May 2020 about the second tranche of liquidity support. With this letter I inform your House about the decision-making of
1 The letter I refers only to 35 925 IV.
2 In addition, more than €200 million in loans was provided in 2020 and 2021 in the context of the refinancing of the repayment obligations of the countries and in the context of solving the problem surrounding the Girobank.
kst-35925-IV-I ISSN 0921 – 7371
The Hague 2022
February 4, as well as on the extension of the protocol Aruba and the Netherlands 2019–2021.
Aruba-Netherlands protocol extension 2019–2021
On January 20, 2022, the governments of Aruba and the Netherlands agreed that the duration of the Protocol Aruba Netherlands 2019–2021 “Framing the path towards solid, transparent and sustainable public finances in Aruba” (hereinafter: the protocol) will be extended by two years to 31 December 2022. December 2023. It has also been agreed that the protocol will expire if the Kingdom Act Aruba Financial Supervision (RAft), the proposal of which will soon be shared with your House, enters into force earlier than December 31, 2023. With this extension, the budget standards have been established against which the Kingdom Council of Ministers can assess the budget of Aruba for 2022 and 2023.
Application of Article 25 of the Rft and Article 23 of the LAft and degree of deviation
Due to the continuing effects of the corona crisis on the budgets of the countries, the Kingdom Council of Ministers has, in accordance with the advice of the C(A)ft, agreed to a deviation from the budget standard as contained in Article 15 of the Rft for Curaçao and Sint Maarten and from the standard for the applicable financing balance as contained in article 14 of the LAft and the protocol for Aruba. The permitted degree of deviation from the norm is, as in previous years, for the fiscal year 2022 equated to the total of loans that the country takes out for expenditure during 2022, corrected for the change in the country’s liquidity balance at the end of the year. The loans mentioned above require prior approval from the RMR.
Reduction of the salary discount
When deciding on the second tranche of liquidity support on 15 May 2020, the RMR decided on a discount on the employment conditions within the (semi-)collective sector of the countries until further notice. The implementation of this Decree is conditional on the granting of liquidity support. Aruba has requested the RMR to agree to the partial phasing out of the country’s implemented salary discount of 12.5% for all employees in the (semi) public sector and 25% for Members of Parliament and Ministers, starting with a reduction of respectively 6.25% and 12.5% in 2022. In light of the still fragile public finances with a very high government debt-to-GDP ratio of around 114% of the Gross Domestic Product, the pressure that a reduction of the salary cut in the budget and the repayment capacity and the fact that Aruba has requested to be allowed to deviate from the budget norms on the basis of Article 23 LAft, a reduction of the salary
ting not obvious at the moment. The RMR has therefore not yet agreed to this request. As long as liquidity support is provided from the Netherlands, phasing out is in any case not an option. With a view to offering perspective, I am prepared to discuss with the countries under which conditions the salary discount can be phased out over time. In the meantime, Aruba can make proposals for an alternative interpretation of the salary discounts, as long as that interpretation is in line with the decision of the RMR of 15 May 2020.
Finally, the RMR was informed about the administrative agreement on the Kingdom Act containing rules regarding the establishment of the Caribbean body for reform and development (COHO State Act). Your House will receive the proposal for this Kingdom Act in the very near future.
The State Secretary for the Interior and Kingdom Relations, A.C. van Huffelen
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1
Vergaderjaar 2021–2022
35 925 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2022
34 269 Evaluatie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
I1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN
EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2022
Vanaf april 2020 hebben de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten (hierna: de landen) ruim € 1 miljard liquiditeitssteun ontvangen voor het opvangen van de financieel-economische effecten van de
Covid-19 pandemie2. Dit geschiedde na besluitvorming hiertoe in de Rijksministerraad mede op basis van de adviezen van het College (Aruba) financieel toezicht (C(A)ft) en rapportages van de Tijdelijke Werkorganisatie van het Ministerie van BZK (TWO).
De verstrekking van liquiditeitssteun was voorafgegaan door toestemming van de Rijksminsterraad (RMR) aan de landen om te mogen afwijken van de centrale begrotingsnormen voor de begrotingsjaren 2020 en 2021. Voor Curaçao en Sint Maarten betrof het de begrotingsnormen uit artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Rft). Aruba mocht in deze jaren afwijken van de normen zoals die zijn opgenomen in artikel 14 van de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) en het Protocol Aruba en Nederland 2019–2021. Hierover bent u de afgelopen jaren geïnformeerd.
In de RMR 4 februari jl. lag besluitvorming voor over de verzoeken van de landen om ook voor het begrotingsjaar 2022 te mogen afwijken van de begrotingsnormen. Daarnaast heeft besluitvorming plaatsgevonden over het verzoek van Aruba om de salariskorting voor medewerkers in de (semi-) publieke sector en voor ministers en Statenleden af te mogen bouwen vanaf 2022. Deze salariskorting was onderdeel van de besluitvorming in de RMR van 15 mei 2020 over de tweede tranche liquiditeitssteun. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de besluitvorming van
1 De letter I heeft alleen betrekking op 35 925 IV.
2 Daarnaast is in 2020 en 2021 ruim € 200 miljoen aan leningen verstrekt in kader van herfinanciering van aflossingsverplichtingen van de landen en in kader van de oplossing van de problematiek omtrent de Girobank.
kst-35925-IV-I ISSN 0921 – 7371
’s-Gravenhage 2022
4 februari jl. alsook over de verlenging van het protocol Aruba en Nederland 2019–2021.
Verlenging protocol Aruba-Nederland 2019–2021
Op 20 januari 2022 zijn de regeringen van Aruba en Nederland overeengekomen dat de looptijd van Protocol Aruba Nederland 2019–2021 «Inkadering van het pad richting solide, transparante en houdbare overheidsfinanciën van Aruba» (hierna: het protocol) met twee jaar verlengd wordt tot 31 december 2023. Ook is afgesproken dat het protocol vervalt als de Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft) waarvan het voorstel spoedig met uw Kamer zal worden gedeeld, eerder dan 31 december 2023 in werking treedt. Met deze verlenging zijn de begrotingsnormen vastgesteld waarop de Rijksministerraad de begroting van Aruba van 2022 en 2023 kan toetsen.
Toepassing artikel 25 van de Rft en artikel 23 LAft en mate van afwijking
Vanwege de aanhoudende effecten van de coronacrisis op de begrotingen van de landen heeft de Rijksministerraad conform advies van het C(A)ft ingestemd met een afwijking van de begrotingsnorm zoals vervat in artikel 15 van de Rft voor Curaçao en Sint Maarten en van de norm voor het van toepassing zijnde financieringssaldo zoals vervat in artikel 14 van de LAft en het protocol voor Aruba. De toegestane mate van afwijking van de norm is, net als in eerdere jaren, voor het begrotingsjaar 2022 gelijkgesteld aan het totaal van leningen die het land aangaat voor het doen van uitgaven gedurende 2022 met correctie voor de verandering in het liquiditeitssaldo van het land aan het einde van het jaar. De hierboven genoemde leningen vereisen voorafgaande instemming van de RMR.
Afbouw van de salariskorting
Bij de besluitvorming over de tweede tranche liquiditeitssteun op 15 mei 2020 heeft de RMR besloten tot een korting op de arbeidsvoorwaarden binnen de (semi-)collectieve sector van de landen tot nader order. De uitvoering van dit besluit is voorwaardelijk gesteld aan de toekenning van liquiditeitssteun. Aruba heeft de RMR verzocht om in te stemmen met het gedeeltelijk afbouwen van de door het land doorgevoerde salariskorting van 12,5% voor alle medewerkers in de (semi)publieke sector en 25% voor Statenleden en Ministers, te beginnen met een afbouw van respectievelijk 6,25% en 12,5% in 2022. In het licht van de nog altijd kwetsbare overheidsfinanciën met een zeer hoge overheidsschuldquote van circa 114% van het Bruto Binnenlands Product, de druk die een afbouw van de salariskorting op het budget en de aflossingscapaciteit zou hebben en het gegeven dat Aruba heeft verzocht om op grond van artikel 23 LAft te mogen afwijken van de begrotingsnormen, ligt een afbouw van de salariskorting op dit moment niet voor de hand. De RMR heeft met dit verzoek dan ook nog niet ingestemd. Zolang er vanuit Nederland liquiditeitssteun wordt verstrekt, ligt afbouw in ieder geval niet in de rede. Met het oog op het bieden van perspectief ben ik bereid met de landen te bezien onder welke condities de salariskorting op termijn kan worden afgebouwd. In de tussentijd kan Aruba wel voorstellen doen voor een alternatieve invulling van de salariskortingen, zolang die invulling past binnen het besluit van de RMR van 15 mei 2020.
Tot slot is de RMR geïnformeerd over de bestuurlijke overeenstemming over Rijkswet houdende regels omtrent de instelling van het Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (Rijkswet COHO). Uw Kamer zal het voorstel voor deze Rijkswet op zeer korte termijn ontvangen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Will Curacao Gambling Reforms Affect St Maarten Casinos?
Dutch Minister Weerwind confident on Curaçao’s gambling reforms
July 12, 2022
Minister Richardson officially reopens refurbished gym at Point Blanche Prison
Franc Weerwind, Dutch Minister for Legal Protection, has elaborated on the reforms being undertaken by Curaçao regarding its licensing regime, but has issued a stark reminder that such moves fall strictly within the autonomy of the island country.
During recent Parliamentary questions, Weerwind acknowledged that the cabinet “endorses the finding that there is insufficient effective control and supervision on the online gambling sector in Curaçao”.
However, confidence was offered that a step-by-step reform and modernisation plan, that would revamp a “non-transparent system of master and sublicensees,” will pay dividends.
“This is a concern for the Netherlands and the reason that there are two measures in the ‘National Package Curaçao’ related to the reform and modernisation of the entire gambling sector, and in particular the online offshore gambling sector,” he noted.
The revamp of the current approach, it is said, will include the formation of an independent supervisor of online casino gambling that could revoke a licence, if necessary; as well as ensuring that providers of online games of chance from Curaçao act in accordance with the laws and regulations of the countries they target.
“There is insufficient data available on the extent to which Dutch companies or interests of Dutch people are involved in the online gambling sector in Curaçao,” Weerwind noted.
Furthermore, it is added that the Curaçao parliament will be responsible for the introduction of the laws and regulations for the modernisation and reform of the offer of online games of chance, with Netherlands on hand to supply technical assistance “if desired and where possible”.
“The licensing, supervision and enforcement of the supply of both country-specific and online games of chance fall within the autonomy of the country Curaçao and therefore outside the jurisdiction of the Dutch Gaming Authority,” Weerwind reiterated throughout.
To close, the Minister for Legal Protection was quizzed on moves being undertaken across the remaining two countries that comprise the Kingdom of the Netherlands, namely Aruba and St Maarten.
Currently, the former of the aforementioned regions has an authority that supervises the casino sector, while in St Maarten “there is no supervisor of the gambling sector”.
“There are currently no concerns at the cabinet that the countries cannot comply with this measure from the country package,” Weerwind closed.
“The progress is monitored and included in the periodic implementation reports on the country packages.
“For Aruba and Sint Maarten it also applies that the autonomous countries within the Kingdom and that they are responsible for their own laws and regulations, also with regard to the gaming sector.”
New Photos President Loui Mussington Moho Camp Saint Martin
Food wholesalers/depots be storm ready busy 2022 Atlantic-Hurricane Season
President Louis Mussington went to the Orleans district, this Monday, July 11, to the partner associations which organize the Moho Camp.
The neighborhood associations meet under the aegis of the Symphorien center for integration, to offer activities to young people in the area during the summer holidays, from July 11 to August 20.
The community is a partner in this system. In addition to the associative subsidies, it notably makes available the premises of the number 1 district council and the adjoining car park to facilitate the event.
❇️ Moho Camp in French Quarter from July 11 to August 20
Children leaving in the area can benefit from this program for 50€ a month and contact the Center Symphorien d’insertion to register
: 0690 81 55 96.
Le président Louis Mussington s’est rendu à quartier d’Orléans, ce lundi 11 juillet, auprès des associations partenaires qui organisent le Moho Camp.
Les associations du quartier se réunissent sous l’égide du centre Symphorien d’insertion, pour proposer des activités aux jeunes du secteur pendant les grandes vacances, du 11 juillet au 20 août.
La collectivité est partenaire de ce dispositif. Outre les subventions associatives, elle met notamment à disposition les locaux du conseil de quartier numéro 1 et le parking attenant pour faciliter l’événement.
❇️ Moho Camp in French Quarter from July 11 to August 20
Children leaving in the area can benefit from this program for 50€ a month and contact the Centre Symphorien d’insertion to register
: 0690 81 55 96.